Vraag: Worden verhardingen van vóór de inwerkingtreding van het Decreet Ruimtelijke Ordening geacht vergund te zijn?
Antwoord:
neen, het aanleggen van een verharding werd ook als het “bouwen” (plaatsen van een constructie) beschouwd ( artikel 44 Stedenbouwwet van 29 maart 1962), niettegenstaande dat het aanbrengen van verhardingen pas uitdrukkelijk is ingeschreven in artikel 99 § 1 Decreet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 (inwerkingtreding 1 mei 2000).
Op vlak van verhardingen geldt bijgevolg de huidige regeling van artikel 4.2.14 VCRO m.b.t. het vermoeden van vergunning. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat constructies vanaf 1962 tot en met de inwerkingtreding van het gewestplan waarbinnen zij gelegen zijn, geacht worden vergund te zijn, tenzij het vergund karakter wordt tegengesproken middels een proces-verbaal of een niet anoniem bezwaarschrift, telkens opgesteld binnen een termijn van vijf jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie.