Deze week is dat de volgende vraag:
Vraag Wordt de opsplitsing van een woning in meerdere woongelegenheden voor het jaar 2000 geacht te zijn vergund?
Antwoord: Ja, als men kan aantonen dat de opspliting plaatsvond vóór 1 mei 2000. Als de opsplitsing echter gepaard ging met vergunningsplichtige bouwwerken dan rust er op die bouwwerken géén vermoeden van vergunning.
Het opdelen van een woning in verschillende woongelegenheden is pas vergunningsplichtig sinds 1 mei 2000. Analoog aan het decretale vermoeden van vergunning van een constructie, ontwikkelde de rechtspraak een gelijksoortig vermoeden van vergunning voor het vermeerderen van het aantal woongelegenheden. Als de aanvrager kan aantonen dat de woning vóór 1 mei 2000 werd opgesplitst, dan wordt deze opspliting geacht te zijn vergund.
Wel opgelet als het opdelen van een gebouw in woongelegenheden ook gepaard ging met verbouwingen. In dat geval moeten voor die bouwwerken wel een (vermoeden van) vergunning voorliggen.
Het opdelen van in verschillende woongelegenheden is namelijk pas vergunningsplichtig sinds 1 mei 2000. Maar verbouwen was dat natuurlijk al veel eerder. De Stedenbouwwet maakte bij de inwerkingtreding op 22 april 1962 verbouwingen vergunningsplichtig. Het verbouwen van een woning moet je begrijpen als: “het wijzigen ervan, anders van bouw maken of anders bouwen, zonder dat de woning wordt afgebroken of herbouwd”. Instandhoudings- en onderhoudswerken tellen niet mee. Als de vermeerdering van het aantal woongelegenheden bijvoorbeeld de plaatsing van een badkamer en keuken veronderstelde dan zijn er voor die werken ook een bewijs van vergunning nodig (RvVb 20 augustus 2019 met nummer RvVb-A-1819-1320).
Wist u dat?
Naast de meest actuele informatie, krijgt u met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht ook toegang tot onze helpdesk. Daarmee bezorgen onze experten u binnen de 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord op al uw omgevingsrechtelijke vragen.
Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!