Deze week is dat de volgende vraag:
Vraag: Kan de gemeente in het kader van een vergunningsaanvraag afwijken van een advies van het ANB?
Antwoord: Ja, wanneer het geen verplicht in te winnen advies betreft waaruit blijkt dat het aangevraagde strijdig is met een direct werkende norm binnen andere beleidsvelden dan de ruimtelijke ordening.
Formeel bestaan de bindende adviezen niet meer. Het Omgevingsvergunningsdecreet voorziet immers geen bindende adviezen, waardoor er in principe afgeweken kan worden van een advies van het Agentschap Natuur en Bos (ANB) binnen een vergunningsaanvraag.
Evenwel voorziet artikel 4.3.3 VCRO dat als het gaat om een verplicht in te winnen advies en daaruit blijkt dat het aangevraagde strijdig is met een direct werkende norm binnen andere beleidsvelden dan de ruimtelijke ordening de vergunning geweigerd wordt of er voorwaarden moeten worden aangekoppeld.
Direct werkende normen zijn supranationale, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die op zichzelf volstaan om toepasbaar te zijn, zonder dat verdere reglementering met het oog op precisering of vervolledigen noodzakelijk is (artikel 4.3.3 lid 2 VCRO). Normen die verdere invulling moeten krijgen of beoordeling vragen, kunnen niet worden beschouwd als direct werkende normen (RvVb 14 januari 2020, nr. A-1920-0424).
Meer voorbeelden van direct werkende normen vindt u hier in Schulinck Omgevingsrecht.
Zo voorziet bijvoorbeeld artikel 36ter Natuurdecreet dat wanneer, in het kader van een vergunningsaanvraag, het ANB een passende beoordeling ongunstig adviseert, het voorliggende plan of project niet kan vergund worden. In dergelijk geval kan er vervolgens niet afgeweken worden van het advies.
Meer informatie over de passende beoordeling vindt u hier in Schulinck Omgevingsrecht.
Wel kan het bestuur voorwaarden opleggen om de aanvraag in overeenstemming met het recht te brengen. Afhankelijk van de feiten kan de bevoegde overheid middels voorwaarden dus tegemoet komen aan het negatief bindend advies (RvVb 16 april 2019, nr. A/1819/0892)
De vaststelling van een vergunningverlenende overheid dat het aangevraagde strijdig is met een direct werkende norm binnen andere beleidsvelden dan de ruimtelijke ordening is met andere woorden een draagkrachtig motief om een vergunning te weigeren (RvVb 6 mei 2021, nr. A-2021-0958).
Is het wel mogelijk om af te wijken dan zal een draagkrachtige en afdoende motivering vereist zijn wanneer de gemeente anders oordeelt dan een verplicht ingewonnen advies (RvVb 22 januari 2019, S-1819-0507).
Wanneer een vergunningverlenende overheid een niet voor de hand liggende beslissing neemt (in afwijking van het advies), geldt er bijgevolg een strengere beoordeling t.a.v. de formele motiveringsplicht (RvVb 16 oktober 2020, nr. UDN/2021/0170).
Wist u dat?
Naast de meest actuele informatie, krijgt u met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht ook toegang tot onze helpdesk. Daarmee bezorgen onze experten u binnen de 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord op al uw omgevingsrechtelijke vragen.
Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan of vul onderstaand formulier in!