De regels
Artikel 8.1, 3° en 5° van het Vrijstellingsbesluit voorzien in een vrijstelling van omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor het herinrichten van bestaande recreatie- of sportterreinen. Dit op voorwaarde dat er geen gebouwen opgericht worden en dat de herinrichting van de, al dan niet omheinde, terreinen eigen is aan de functie. Voor de recreatieve terreinen is het irrelevant of ze al dan niet openbaar zijn.
In het verslag aan de Vlaamse Regering bij het Vrijstellingsbesluit worden volgende voorbeelden van herinrichten van een reeds ingericht terrein gegeven:
- “De heraanleg van paden in een openbaar park.
- De plaatsing van speeltoestellen en zitbanken op een speelterrein.
- Het plaatsen van een nieuwe attractie in een pretpark.
- De heraanleg van een vergund voetbalterrein.
- Het plaatsen van zitbanken op een golfterrein.
- Het plaatsen van pic-nic accommodatie binnen een provinciaal recreatiedomein.
- Herschikken van brandstofbevoorradinginfrastructuur op een luchthaventerrein.”
Meer toelichting over deze vrijstelling is te vinden op volgende pagina’s in Schulinck Omgevingsrecht.
De interpretaties
1. Een ruime lezing
Begin dit jaar bracht het Departement Omgeving een brochure ‘Padel en de omgevingsvergunning’ uit. In het document tracht het Departement de omgevingsaspecten van padel te specifiëren en antwoord te geven op de meest gestelde vragen daaromtrent. Zo geeft het ook “het vervangen van een tennisterrein of een voetbalterrein door één of meerdere padelterreinen” als voorbeeld voor de toepassing van voormeld artikel 8.2 Vrijstellingsbesluit.
Het Departement is van mening dat, ondanks het om een andere sport gaat de functie van het terrein, nl. sport- of recreatieterrein, daarmee behouden blijft. Deze visie houdt het ook aan in de communicatie op het omgevingsloket. Daarnaast verwijst het Departement naar rechtspraak van de Raad voor Vergunningenbetwistingen (o.m. RvVb 4 juni 2013, nr. A/2013/0291 en RvVb 7 oktober 2014, nr. A/2014/0689) omtrent de definitie van een gebouw om te besluiten dat de constructie van de glazen wanden, de kooistructuur en eventuele verlichtingspalen niet worden beschouwd als een gebouw.
Het Departement stipt daarbij echter wel de algemene toepassingsvoorwaarden van het Vrijstellingsbesluit aan, die de vrijstelling kunnen verhinderen. Het Vrijstellingsbesluit is immers niet van toepassing als de handelingen strijdig zijn met de stedenbouwkundige voorschriften van onder meer een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (artikel 1.4 Vrijstellingsbesluit): “Indien in een RUP bijvoorbeeld wordt vermeld dat een terrein specifiek voor voetbal wordt voorzien, is dit niet verenigbaar met het aanleggen van een padelveld.”, aldus het Departement.
Verder, volgt de Minister van Omgeving Zuhal Demir in een parlementaire vraag vorig jaar eveneens de visie dat het omvormen van een voetbalveld naar padelterrein een vrijgestelde handeling kan zijn in zoverre de voorwaarden gerespecteerd worden(Vr. en Antw. Vl. Parl., Vr. nr. 880, 16 april 2021, (M. SCHAUVLIEGE, antw. Z. DEMIR).
2. Een restrictievere lezing
Het valt niet te ontkennen dat de Minister en het Departement met bovenstaande visie een ruime interpretatie geven aan Vrijstellingsbesluit. Het Vrijstellingsbesluit is nochtans een uitzondering op de algemene vergunningsplicht en uitzonderingen moeten restrictief geïnterpreteerd worden (o.m. RvS 17 januari 2011, nr. 210.434 en RvS 7 oktober 2010, nr. 207.978). In een restrictievere lezing betekent herinrichten vervolgens niet dat men de functie of de aard van de functie op het terrein mag wijzigen. Herinrichten op zichzelf is namelijk niets meer dan het anders of opnieuw aanleggen van een bepaald project.
Het verslag aan de Vlaamse Regering bij het Vrijstellingsbesluit haalt dit tevens aan waar het stelt dat de bestemming van de terreinen reeds gerealiseerd is waardoor de ruimtelijke afweging al is gebeurd. Het verslag verduidelijkt dat de herinrichting in functie van het (vergunde) gebruik van het terrein moet bestaan en dat er geen constructies vreemd aan de functie van het terrein zonder vergunning opgericht kunnen worden. Ook de voorbeelden in het verslag (zie hierboven) doen duidelijk uitschijnen dat het Vrijstellingsbesluit enkel heraanleg voor ogen heeft.
Een voetbalterrein heraanleggen door het toevoegen van tribunes of verlichting of de aanleg van een grindpad is dus mogelijk, maar een rechtsgrond om de aard van het sportterrein volledig te wijzigen lijkt niet voorzien in het Vrijstellingsbesluit. Vanuit deze visie is het omvormen van een voetbalveld naar padelterrein geen herinrichting van een voetbalveld, maar een wijziging van een voetbalveld naar padelterrein. Anders oordelen zou afbreuk doen aan het feit dat de Vrijstelling voortbouwt op een reeds voltooide ruimtelijke afweging van de gerealiseerde bestemming. Die blijft kennelijk achterwege wanneer een padelterrein vrijgesteld kan worden ingericht waar er slechts een beoordeling van een voetbalterrein aan vooraf ging.
Opgelet, voetbal en padel behoren wel tot dezelfde functiecategorie op basis van het Besluit Vergunningsplichtige Functiewijzigingen (dagrecreatie waaronder sport), zodat er dat er geen vergunning voor een functiewijziging vereist is (artikel 2 § 1 BVF). Niettemin, zoals hierboven gesteld impliceert dat niet noodzakelijk dat de vereiste stedenbouwkundige werken vrijgesteld zijn.
Het uitzonderingskarakter van het Vrijstellingsbesluit en de voorbeelden uit het verslag doen bijgevolg concluderen dat de ruime interpretatie van het Departement en de Minister wel degelijk in vraag kan worden gesteld.
Wilt u direct antwoord op uw vragen?
Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.
Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan.