Vergunningsplichtige verbouwing
Vooreerst zou u een vergunningsplicht voor dergelijke schilderwerken kunnen vinden in de term ‘verbouwen’. Immers, zowel het afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden van een constructie is vergunningsplichtig (artikel 4.2.1, 1° c) VCRO).
De term ‘verbouwen’ wordt in de VCRO gedefinieerd als aanpassingswerken binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor ten minste zestig procent behouden wordt. Ook het aanbrengen van isolatie aan de buitenzijde tot 26 cm wordt beschouwd als aanpassingswerk binnen het bestaande bouwvolume (artikel 4.1.1, 12° VCRO).
De memorie van toelichting stelt dat de term ‘verbouwen’ heel ruim mag worden uitgelegd. Alleen volledig herbouwen wordt niet als verbouwen beschouwd. De term is volgens de toelichting voornamelijk dienend voor de herschreven regeling inzake zonevreemde constructies. (Parl. St. Vl. Parl., 2008-2009, stuk 2011/1, p 90, nrs. 283-285).
Technisch gezien lijkt het dan geen probleem om schilderwerken te kwalificeren als verbouwen in de zin van artikel 4.1.1, 12° VCRO. Het gaat per slot van rekening over een aanpassingswerk (dat we ruim mogen interpreteren volgens de toelichting). Bovendien blijven de werken binnen het bestaand bouwvolume en wordt 60 % van de muren behouden.
Dat de decretale definitie de term ook aflijnt ten opzichte van het begrip ‘herbouwen’ of dat de parlementaire toelichting stelt dat de term voornamelijk dienstig is voor zonevreemde constructies, sluit niet uit dat de definitie ook van nut is bij de vergunningsplicht. De positie van de definitie in de VCRO doet alleszins niet anders besluiten. Zo vinden we de betrokken definitie terug in hoofdstuk 1, titel IV in de VCRO, en niet apart in bijvoorbeeld afdeling 2 Basisrechten voor zonevreemde constructies, Hoofdstuk IV Afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften.
Evenmin mag de spraakgebruikelijke betekenis van het woord verbouwen ons verhinderen om schilderwerken als dusdanig te beschouwen. De decretale definities zijn immers dé leidraad om de werkingssfeer van de bepalingen in de VCRO te achterhalen. Om dus de draagwijdte van de vergunningsplichtige handelingen in artikel 4.2.1 VCRO correct te interpreteren, moeten we nagaan of de werken een verbouwing zijn in de zin van artikel 4.1.1, 12° VCRO.
Onderhoudswerken uitgezonderd
Bij het duiden van de vergunningsplicht moeten we natuurlijk ook de uitgezonderde onderhoudswerken in de verf zetten. Laten we eerst de volgende schilderwerken beschouwen.
Een trotse huiseigenaar merkt op een gegeven moment op dat zijn prachtige voorgevel door de elementen is aangetast. Hij besluit om ter ere van Erfgoeddag de bestaande verflaag op te kalefateren met gebruik van dezelfde kleur en materiaalkeuze. Hij herschildert met andere woorden de voorgevel in dezelfde kleur zoals die oorspronkelijk werd ingericht.
In dat geval kunnen we de werken beschouwen als onderhoudswerken die de VCRO uitzondert van de vergunningsplicht (artikel 4.2.1, 1° VCRO). De VCRO definieert onderhoudswerken immers als werken, andere dan stabiliteitswerken, die het gebruik van een constructie voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materiaal of onderdelen (artikel 4.1.1, 9° VCRO).
Wanneer er dus een wit geverfde, maar afgebladderde voorgevel herschilderd wordt in dezelfde kleur, kan u redelijkerwijze oordelen dat slechts de geërodeerde laag verf werd bijgewerkt, hersteld of vervangen. De burger stelt dus een onderhoudswerk dat niet onderworpen is aan de vergunningsplicht.
Villa kakelbont wel vergunningsplichtig
Daarnaast onderscheiden we echter een tweede hypothese. In tegenstelling tot hiervoor laat de burger zich nu in de geest van Erfgoeddag volledig gaan. Hij herinnert zich de bonte kleuren van villa Kakelbont in zijn jeugdjaren en, luisterend naar zijn innerlijke Pippi Langkous, besluit hij zijn huidige voorgevel – thans in bescheiden, neutrale kleur – op te fleuren met minstens even bonte kleuren als Villa Kakelbont. Meer zelfs, hij beseft dat enkel een extravagante graffiti-tekening zijn artistieke honger kan verzadigen, dus ook die belandt op de voorgevel.
Kunnen we dergelijke schilderwerken nog als onderhoudswerk beschouwen?
De memorie van toelichting bij de term onderhoudswerken in de VCRO stelt enkel dat het begrip de eerder verwarrende term ‘instandhoudings- of onderhoudswerken die geen betrekking hebben op de stabiliteit’ uit de DRO vervangt (Parl. St. Vl. Parl., 2008-2009, stuk 2011/1, p 89, nr. 280). De toelichting bij de DRO komt op zijn beurt min of meer neer op de huidige definitie in de VCRO. (Parl. St. Vl. Parl., 1998-1999, stuk 1332/1, p 338).
De vraag blijft dan wanneer er sprake is van het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen.
We merken alleszins op dat de termen ‘bijwerken’, ‘herstellen’ en ‘vervangen’ minstens lijken aan te sturen op het bekomen van een toestand die gelijk(w)aardig is aan de vroegere toestand. Wanneer u iets herstelt of vervangt, verwacht u geen nieuwe, andere situatie te creëren. U verricht net handelingen die het goed, zo dicht mogelijk, in zijn oorspronkelijke staat herstellen. Stel dat bijvoorbeeld uw Casio polshorloge versleten is en u het uurwerk wenst te herstellen, dan verwacht u tenslotte ook geen Rolex na het herstel.
Het zou dan ook redelijk zijn om een werk slechts als onderhoudswerk te beschouwen als het eindresultaat gelijk(w)aardig is aan de oorspronkelijke toestand. De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde al meermaals dat het doel van onderhoudswerken is om de constructie in dezelfde staat te houden, niet om ze te verbeteren. (RvVb 3 september 2019, nr. A-1920-0022 en RvVb 26 februari 2019, nr. A-1819-0665)
Hoe zit het dan met een sobere voorgevel die herwerkt wordt tot bijvoorbeeld een barbieroze voorgevel, al dan niet vergezeld met een gewaagde Banksy-impersonatie? Het is maar de vraag of we dergelijke handeling zonder meer kunnen beschouwen als een onderhoudswerk. Men realiseert uiteindelijk een situatie die duidelijk niet overeenstemt met de oorspronkelijke configuratie.
Of toch niet?
Het Departement Omgeving daarentegen geeft aan dat het schilderen van een (voor)gevel zonder meer geen vergunningsplichtige handeling is.
In een FAQ over ‘vergunningsplicht, vrijstelling en melding – VCRO 4.2.1; 4.2.2’ bespreekt het Departement de vergunningsplicht van het wijzigen van het uitzicht van een voorgevel, weliswaar naar aanleiding van artikel 4.4.1, §3, lid 3 VCRO. Het Departement Omgeving antwoordt hierop “Het kaleien/schilderen van een gevel is niet-vergunningsplichtig”.
Het Departement verduidelijkt hier niet of ze doelt op schilderwerken voor zover die als onderhoudswerk beschouwd moeten worden. Vermoedelijk is dit niet het geval vermits artikel 4.4.1, §3, lid 3 VCRO net handelt over niet-vergunningsplichtige handelingen, die geen onderhoudswerk aan een hoofdzakelijk vergunde constructie zijn. Het Departement biedt in zijn FAQ evenwel geen verdere verklaring waarom het wijzigen van het uitzicht van een voorgevel niet vergunningsplichtig is.
Nochtans kunnen we schilderwerken wel als verbouwen beschouwen, al is het met behulp van een niet bijzonder intuïtieve definitie. Wel onderscheiden we enerzijds schilderwerken die we beschouwen als onderhoudswerken, en anderzijds schilderwerken die buiten de noemer onderhoudswerk treden. Dergelijk onderscheid maken lijkt toch noodzakelijk om met verve te slagen bij het onderzoek naar de vergunningsplicht.