Het Omgevingsvergunningsdecreet legt de fundamenten voor een oplossingsgericht en administratief vereenvoudigde vergunningspraktijk. Althans dat hoort het toch te zijn. De omgevingsvergunning zou moeten resulteren in een snellere, betere en duidelijke allesomvattende vergunning.

Ondertussen raken de vergunningverlenende overheden steeds meer vertrouwd met het Omgevingsvergunningsdecreet. Ook de nieuwe instrumenten die daarin ter beschikking worden gesteld, behoren nog zelden tot de verbeelding. Toch verliest men geregeld nog de weg in het labyrint dat het Omgevingsvergunningsdecreet is (geworden).

Tijd dus voor een analyse.

Slaat het Omgevingsvergunningsdecreet de nagel op de kop…?

Laat ons beginnen bij het begin; een 8-tal jaar geleden, bij de voorbereiding van het Omgevingsvergunningsdecreet.

De decreetgever voorzag allerhande instrumenten om tegemoet te komen aan de knelpunten die men in het verleden ervaarde (Parl.St. Vl. Parl. 2013 – 2014, stuk 2334, nr. 1, 12 e.v.);

  • Ellelange procedureslagen
  • Weigeringsbeslissingen of vernietigingsarresten op basis van loutere procedurele sissers
  • Groeiende administratieve werklast door een veelheid aan vereiste vergunningen voor 1 project
  • En ga zo maar door…

Om hieraan het hoofd te (kunnen) bieden, werden verschillende zaken herzien om het leven van de vergunningverlenende overheid te vergemakkelijken.

Zo kan een vergunningsaanvrager de mogelijkheid krijgen om zijn aanvraag te vervolledigen voor het geval ze onvolledig is (artikel 19 OVD en artikel 38 OVD). Dit veronderstelt wel dat de aanvraag ontvankelijk is (artikel 7 §2 lid 1 OVD).

 


Zie ook de Vraag Van De Week

Wat is het verschil tussen de volledigheid en de ontvankelijkheid van een vergunningsaanvraag?


 

Tezamen met de omgevingsvergunning voerde men een herverdeling van bevoegdheden door. Dit resulteerde uiteindelijk in het Aanwijzingsbesluit waarin de Vlaamse en provinciale projecten worden opgelijst. De gemeenten zijn in die optiek residuair bevoegd voor de vergunningspraktijk.

Welnu, wendt een vergunningsaanvrager zich, per vergissing, tot een verkeerde overheid, dan bezorgt diezelfde overheid (verplicht) de aanvraag aan de bevoegde overheid (artikel 22 OVD en artikel 41 OVD). Dit leidt dus niet (meer) tot onontvankelijkheid van de vergunningsaanvraag.

Tot slot voorziet het OVD nog in de gewone en vereenvoudigde vergunningsprocedure (artikel 17 §1 OVD). Hoewel de gewone procedure het uitgangspunt is, zorgt de vereenvoudigde procedure voor een snelle(re) afhandeling van een aanvraag. Ook moet, bij de vereenvoudigde procedure, geen openbaar onderzoek georganiseerd worden. De vereenvoudigde procedure kan onder meer toegepast worden voor een project dat voldoet aan de geldende voorschriften en/of waarvoor geen afwijkingen toegestaan moeten worden (artikel 13 OVB).

… of de bal mis?

Voor wat hoort wat, voor niets gaat de zon op, etc. Zo luiden enkele wijze gezegden. De voormelde ‘gunsten’ die bijdragen tot een snellere vergunningsverlening, hebben vanzelfsprekend ook enkele mogelijke nare gevolgen.

Ten eerste wordt, als alomvattend principe, van vergunningsaanvragers verwacht dat zij alle vergunningsplichtige en meldingsplichtige handelingen integreren in 1 gezamenlijke aanvraag. Wie dat niet doet, stoot meedogenloos op een (niet remedieerbare) onontvankelijkheid (artikel 7 §2 lid 1 OVD).

De RvVb lijkt zich hier eerder streng op te stellen en hetzelfde van de vergunningverlenende overheden te verwachten. Zij moeten immers het voorwerp van de aanvraag in dit licht kritisch bekijken en beoordelen (RvVb 21 oktober 2021, nr. A-2122-0151).

In een eerdere opinie werd tevens nog aangehaald dat men deze (strenge) sanctie kan gebruiken om de regularisatie van een (reeds verjaard) stedenbouwkundig misdrijf te bekomen (RvVb 17 februari 2022, nr. A-2122-0474).

 


Zie ook de Opinie

Misdrijven en vergunningen: It takes two to tango”.


 

Daarnaast heeft het Omgevingsvergunningsbesluit (OVB) weinig begrip voor een onterechte toepassing van de vereenvoudigde vergunningsprocedure. De vergunningverlenende overheid die vaststelt dat eigenlijk de gewone vergunningsprocedure toegepast had moeten worden, is verplicht de procedure onmiddellijk stop te zetten (artikel 84 lid 2 OVB). De vergunningsaanvrager moet dan een nieuwe aanvraag indienen die volgens de gewone vergunningsprocedure zal (moeten) verlopen.

En zo behoudt een economische figuur zoals het risico-rendementspectrum ook in het (omgevings)recht haar relevantie.

Lust u nog een wijziging?

Bij het bovenstaande ziet men tot slot twee belangrijke instrumenten best niet over het hoofd. Zowel de administratieve lus als de wijzigingslus, die verschilt al naargelang de gewone of vereenvoudigde procedure, zagen met het Omgevingsvergunningsdecreet het levenslicht.

 


Zie ook de Vraag Van De Week

Welke “lus” is van toepassing wanneer een aanvrager verzoekt om een wijziging van zijn vergunningsaanvraag?


 

Ten eerste geeft de administratieve lus de overheid de mogelijkheid om een begane onregelmatigheid te herstellen (artikel 13 OVD). Zo achtte de decreetgever bijvoorbeeld een gebrek aan de project-m.e.r.-screening als een typisch geval voor de toepassing van de administratieve lus (Parl.St. Vl. Parl. 2013 – 2014, stuk 2334, nr. 1, 29). De administratieve lus kan daarentegen niet toegepast worden om louter en alleen de (eigen) beslissingstermijn te verlengen (RvVb 27 januari 2022, nr. A-2122-0400).

De wijzigingslus geeft de overheid daarnaast de mogelijkheid om, op verzoek van de vergunningsaanvrager, wijzigingen toe te staan aan de vergunningsaanvraag (artikel 30 OVD resp. artikel 45 OVD).

Hoewel de RvVb aanvankelijk nog van oordeel was dat een planaanpassing (via wijzigingsverzoek ) beperkt moet zijn, kwam de Raad hier recent terecht op terug (RvVb 7 april 2022, nr. A-2122-0631).

 


Zie ook de Opinie

Planaanpassing: RvVb wijzigt koers


 

Een ambtshalve planaanpassing lijkt ondertussen echter wel, onterecht, definitief tot het verleden te behoren (RvS 21 mei 2021, nr. 250.629; RvVb 16 juni 2022, nr. A-2122-0864).

Tot slot oordeelden zowel de RvS en RvVb in de tussentijd al meermaals dat het gebrek aan een project-m.e.r.-screening niet (al dan niet met een wijzigingslus) kan worden rechtgezet in beroep (RvS 23 december 2021, nr. 252.538; RvVb 19 mei 2022, nr. A-2122-0763).

Ook bij het ‘lussen’ van een vergunningsaanvraag lijken de nobele doelstellingen soms vooralsnog het onderspit te (moeten) delven.

Wilt u direct antwoord op uw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan.