Dat stedenbouwkundige misdrijven van belang zijn bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een vergunningsaanvraag is een gegeven. Ook bij het beoordelen van het eventuele verval van een reeds verleende omgevingsvergunning ontbreekt het een stedenbouwkundig misdrijf niet aan de nodige tanden. Hierover werd in eerdere opinies al gedanst en gesprongen.

Om de cirkel helemaal te sluiten, staan we nog stil bij de beoordeling van een omgevingsvergunning zelf. Ook in dat opzicht zal namelijk een eerder gepleegd stedenbouwkundig misdrijf doorwerken op de uiteindelijke beslissing.


Zie ook de Opinie

Misdrijven en vergunningen: It takes two to tango


De beoordeling van een omgevingsvergunningsaanvraag

De stedenbouwkundige verenigbaarheid van een omgevingsvergunningsaanvraag wordt klassiek (minstens) beoordeeld op twee aspecten (artikel 4.3.1 §1 VCRO):

en

Beide beoordelingsgronden staan wel onafhankelijk en als gelijken naast elkaar:

en

De goede ruimtelijke ordening is dan ook, met reden, het belangrijkste begrip en concept dat het Vlaamse omgevingsrecht kent. Het is daarnaast ook een begrip dat met de regelmaat van de klok opnieuw wordt heruitgevonden en herboren.

Er zit meer in de goede ruimtelijke ordening dan je denkt

De goede ruimtelijke ordening valt uit elkaar in twee onderdelen (artikel 4.3.1 §2 lid 1, 1° en 2° VCRO):

en

De aandachtspunten en criteria waarmee de goede ruimtelijke ordening vormt krijgt, zijn relatief stabiel en voor de praktijk voldoende werkbaar. Toch kreeg recent op dat vlak de duurzame ruimtelijke ontwikkeling na meer dan een decennium eindelijk haar rechtmatige plek in die beoordeling (artikel 1.1.4 VCRO; RvVb 9 december 2021, nr. A-2122-0276).


Zie ook de Opinie

Van goed naar beter: duurzame ruimtelijke ontwikkeling begint aan een opmars


Ook de in de omgeving bestaande toestand kan de vergunningverlenende overheid in principe nog ietwat matigen. Zo kunnen beleidsmatig gewenste ontwikkelingen (BGO’s) en het ruimtelijk rendement deze beoordeling beïnvloeden.

En hoewel bijvoorbeeld BGO’s al eens voor prangende arresten zorgen over hun relatie met verordeningen of RUP’s (RvS 21 september 2021, nr. 251.636; RvVb 16 juni 2022, nr. A-2122-0838), is de in de omgeving bestaande toestand minstens even relevant.

En het is dan ook op dat vlak waar stedenbouwkundige misdrijven ook hun belang behouden.

De bestaande, maar onvergunde toestand

Bij de beoordeling van de in de omgeving bestaande toestand is de onmiddellijke omgeving in principe leidend (RvVb 13 maart 2018, nr. A/1718/0665). Slechts in zoverre dit relevant is, kan ook rekening gehouden worden met de ruimere omgeving (RvVb 9 januari 2018, nr. A/1718/0385).

De onmiddellijke omgeving is de omgeving die een ruimtelijke impact kan ondergaan door het project (RvVb 29 november 2016, nr. A/1617/0348) en niet louter de bestaande toestand op het perceel zelf (RvVb 10 juli 2018, nr. A/1718/1091).

De vergunningverlenende overheid mag echter evenmin abstractie maken van stedenbouwkundige misdrijven. Ook een onwettig opgericht gebouw maakt immers onmiskenbaar deel uit van de bestaande toestand en moest dus in de beoordeling van de verwerende partij worden betrokken (RvVb 7 juli 2022, nr. A-2122-0949).

Dat een aangevraagde constructie aansluit bij een bestaand wederrechtelijk gebouw en daarvan in feite een verlenging is, is dus relevant bij de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening.

Dat de regularisatie van het (mogelijks reeds verjaarde) misdrijf niet mee werd aangevraagd, is, zo stelt de RvVb terecht, geen reden om het misdrijf buiten beschouwing te laten bij de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening en de in de omgeving bestaande toestand.

Vreemd is wel dat de Raad vervolgens afsluit met het oordeel dat de constructies die op het aanpalende perceel (mogelijks wel met vergunning) tot tegen de perceelsgrens gebouwd zijn, niet relevant zijn. Op het onlosmakelijk verband van de nodige regularisatie en de aangevraagde constructie gaat de RvVb evenmin in.

De Raad lijkt alvast steeds minder sympathie te hebben voor verjaarde, maar niet geregulariseerde, stedenbouwkundige misdrijven. En zo wordt een zaak van handhaving toch weer een beetje meer een kwestie van (behoorlijk) vergunnen.

Wilt u direct antwoord op uw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan.