Een voldoende uitgeruste en bestaande weg dient als beoordelingscriterium bij de vergunningverlening van een gebouw. Die minimale weguitrustingsvoorwaarde geldt niet voor een private toegangsweg als die zelf aansluit op een voldoende uitgeruste weg. De kwalificatie als private toegangsweg is een feitenkwestie die men in concreto moet beoordelen. Hierbij is het verschil tussen het private of openbare karakter van de weg vaak de discussie. Wat is het doorslaggevende element bij dit onderscheid? Wat is de ontwikkeling in de beoordelingscriteria voor dit verschil? Dat kan je verder lezen in deze opinie.
Voldoende uitgeruste en bestaande weg als beoordelingscriterium
De ligging aan een voldoende uitgeruste weg is een beoordelingscriterium bij de vergunningverlening voor een gebouw. Bij het indienen van de vergunningsaanvraag moet de weg in principe reeds bestaan. Alleen na het voldoen van die voorwaarde mag de overheid de omgevingsvergunning verlenen (artikel 4.3.5 VCRO).
Private toegangsweg als uitzondering
Voor een private toegangsweg die aansluit op een voldoende uitgeruste weg geldt een uitzondering. In dat geval moet de private toegangsweg niet voldoen aan de minimale weguitrustingsvoorwaarde. Het moet gaan om de private toegangsweg tot een commerciële, ambachtelijke of industriële gebouw of de woning (artikel 3 weguitrustingbesluit).
Spraakgebruikelijke betekenis
In de regelgeving is nergens een letterlijke definitie terug te vinden van een “private toegangsweg”. Men moet het begrip dus in de gewone spraakgebruikelijke betekenis begrijpen.
Voorheen waren de postbedeling en de afvalophaling een doorslaggevend criterium. Alleen wanneer die plaatsvond aan het begin van de weg dan verkreeg deze een privaat karakter (zie bijvoorbeeld: RvVb 28 juli 2015, nr. A-0015-0439; RvVb 21 maart 2017, nr. A-1617-0689).
Invloed van het Gemeentewegendecreet
Het is sinds de komst van het Gemeentewegendecreet dat er een verschuiving te merken is. De postbedeling en afvalophaling geldt niet meer als doorslaggevend criterium. De bestemming van de weg is belangrijk, ongeacht het eigendomsstatuut. Een openbare weg valt onder het beheer van een gemeente en staat open voor publiek verkeer. Een private weg daarentegen valt onder particulier beheer en staat alleen open voor privaat verkeer.
In de parlementaire voorbereiding is te lezen dat bestemmingsverkeer naar aangelanden door niet-bewoners ook privaat verkeer is. De decreetgever verwijst in het bijzonder naar verkeersbewegingen van niet-bewoners zoals gezinsleden, familieleden, vrienden, kennissen, postbodes, ruimingsdiensten, aannemers,… (Parl.St. Vl.Parl. 2018-2019, 1847, nr. 1, 14-15 en 44; RvVb 10 oktober 2024, nr. A-2425-0114; RvVb 3 oktober 2024, nr. A-2425-0070).
De postbode of vuilnisman over de toegangsweg gaf voorheen de weg een openbaar karakter. Vandaag de dag doet dit bestemmingsverkeer net het tegenovergestelde. De toegang voor de postbode of vuilnisman geldt als privaat verkeer voor de kwalificatie als private weg.
Ook in de beoordeling van het openbaar karakter van een weg in het kader van de weguitrustingsvereiste valt dit voortschrijdend inzicht op (RvVb 10 november 2022, nr. A-2223-0237)
Geen één op één toepassing
Al rest maar de vraag of de inzichten uit het openbare karakter in het kader van het Gemeentewegendecreet volstaan bij de toepassing van het Weguitrustingsbesluit.
Zo hanteert het Weguitrustingsbesluit strengere criteria dan zuiver het nagaan van het privaat of openbare karakter van een weg. Eerdere rechtspraak wees al op het gegeven dat enkel dé toegangsweg tot één woning onder de uitzonderingsgrond van het Weguitrustingsbesluit begrepen mocht worden (zie hoger RvVb 21 maart 2017, nr. A-1617-0689; en recenter RvVb 10 november 2022, nr. A-2223-0237). Zodra meerdere percelen ontsloten worden, kan men zich in principe niet beroepen op de uitzonderingsgrond in het Weguitrustingsbesluit.
Evenmin kan een onverhard wandelpad tot een ‘slow cabin’ onder deze uitzonderingsgrond vallen. Die uitzondering geldt immers enkel voor commerciële, ambachtelijke of industriële gebouwen en woningen, en niet (verblijfs)recreatieve gebouwen (RvVb 20 april 2023, nr. A2223-0775).
Een afdoende onderzoek blijft dus onontbeerlijk.