Met de zomervakantie in het verschiet staan de vakantiehuisjes en (Air)BnB’s klaar om de Vlaming van zijn grotsyndroom te verlossen. Waar de zomer in teken zal staan van de herwonnen vrijheid na covid-19, zal deze bijdrage in het teken staan van een andere vrijheid, namelijk die van het vrije verkeer van personen, goederen en diensten in de Europese interne markt, én de mogelijke beperking daarvan.

Immers, de vrijheid om verblijfsrecreatiediensten te verrichten kan beknot worden door de opmaak van stedenbouwkundige regelgeving. Denk maar aan ruimtelijke uitvoeringsplannen of stedenbouwkundige verordeningen. De opmaak van dergelijke instrumenten is aan verschillende (Europese) regels onderworpen. Voor wat betreft verblijfsrecreatie kijken we in deze bijdrage kort naar de richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (hierna: Dienstenrichtlijn).

Dienstenrichtlijn

De van 2006 daterende Dienstenrichtlijn beoogt het wegnemen van handelsbelemmeringen bij diensten in de Europese Unie. De richtlijn betreft in essentie een codificatie van de rechtspraak van het Hof van Justitie inzake de interne markt.

De Dienstenrichtlijn is van toepassing op ‘diensten’. Dit is iedere economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt (artikel 4, 1° Dienstenrichtlijn). De Dienstenrichtlijn regelt daarbij de internrechtelijke ‘eisen’ die de diensten beperken. Een eis in de zin van de richtlijn slaat op elke verplichting, verbodsbepaling, voorwaarde of beperking uit de interne rechtsorde van de lidstaat (artikel 4, 7° Dienstenrichtlijn).

De Dienstenrichtlijn regelt zowel een lijst van verboden eisen (artikel 14) als een lijst van aan evaluatie onderworpen eisen (artikel 15). Volgens dat eerste artikel zijn onder meer de zogeheten ‘economische’ eisen uitgesloten. Dit zijn regels die de toegang of uitoefening van diensten afhankelijk stelt van economische criteria, van economische gevolgen of van de geschiktheid van de activiteit in relatie tot de vastgestelde doelen van economische planning. Het laatste artikel vereist dan weer dat onder meer territoriale beperkingen cumulatief voldoen aan drie criteria:

  • het discriminatieverbod: de eisen maken geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel;
  • noodzakelijkheid: de eisen zijn gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
  • evenredigheid: de eisen moeten geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken; ze gaan niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.

Hof van Justitie

We stellen vast dat het omgevingsrecht de jongste jaren scherper in het vizier is gekomen van de Dienstenrichtlijn, gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie.

Met het arrest Visser Vastgoed stelde het Hof van Justitie al vast dat ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen die beperkingen opleggen aan bepaalde vormen van kleinhandel een ‘eis’ betreffen in de zin van de Dienstenrichtlijn (HvJ 30 januari 2018, nrs. C-360/15 en C-31/16). Volgens het Hof moest een bestemmingsplan dat een geografische beperking voorziet namelijk niet als een “vergunningstelsel”, worden beschouwd, maar wel als een ‘eis’ in de zin van de Dienstenrichtlijn.

Recenter nog heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat verblijfsrecreatie ook onder het toepassingsgebied van de Dienstenrichtlijn valt (HvJ 22 september 2020, nrs. C-724/18 en C-727/18, Cali Apartments SCI). Het Hof oordeelde met name dat verblijfsrecreatie een economische activiteit is, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, en dus een dienst uitmaakt in de zin van de Dienstenrichtlijn.

Uit bovenstaande rechtspraak kunnen we dus besluiten dat het bestuur bij de opmaak van planinstrumenten waarbij diensten (inclusief verblijfsrecreatie) worden beperkt, rekening moet houden met de Dienstenrichtlijn, in het bijzonder de artikelen 14 en 15 van de richtlijn.

Verblijfsrecreatie mag dan wel binnenkort een baken zijn van de herwonnen vrijheid van de Vlaming, ze kunnen wel beperkt worden door stedenbouwkundige plannen, die op hun beurt bij de opmaak ervan moeten voldoen aan het Europese recht, in het bijzonder dus de Dienstenrichtlijn.

Bronnen: