Stel: een eigenaar van een woning in agrarisch gebied wil graag constructies plaatsen in de tuin. Denk daarbij aan een tuinhuis, een carport of een hobbystal. Vaak gaat het over zonevreemde constructies. Hiervoor kunnen mogelijks vrijstellingen gelden. Ook bestaan er decretale afwijkingsmogelijkheden om bepaalde zonevreemde constructies te vergunnen in afwijking van de geldende bestemmingsvoorschriften. De verschillende voorwaarden bij deze vrijstellings- en afwijkingsmogelijkheden kunnen in elkaars vaarwater lopen. Vooral wanneer de eigenaar een combinatie van vrijgestelde en vergunningsplichtige constructies voor ogen heeft.
Niet voor verblijf bestemde vrijstaande bijgebouwen
Er bestaat een vrijstelling voor vrijstaande en niet voor verblijf bestemde bijgebouwen bij een woning (artikel 2.1, 11° Vrijstellingsbesluit). Hieronder vallen bijgebouwen dienstig voor de residentiële functie van de woning (bijvoorbeeld een tuinhuis of carport). Een stal (zoals een hobbystal) valt niet onder dit begrip bij gebrek aan een residentiële functie (RvVb 20 januari 2015, nr. A/2015/0027).
Binnen agrarisch gebied vormen dit soort bijgebouwen zonevreemde constructies. Een vrijgestelde handeling beschouwt men als niet strijdig met voorschriften van het gewestplan, algemene plannen van aanleg, gewestelijke of provinciale RUP’s en meer dan 15 jaar oude verkavelingen. Dit op voorwaarde van het hoofdzakelijk vergund karakter van de aanwezige gebouwen of constructies (artikel 4.4.1 §3 VCRO).
De vrijgestelde handeling moet beantwoorden aan een aantal voorwaarden. Een voorwaarde bepaalt onder meer dat de hele oppervlakte maximum 40 m2 mag bedragen. Binnen deze oppervlakte zitten ook alle bestaande vrijstaande bijgebouwen. Zowel vergunde als van vergunning vrijgestelde constructies tellen mee (Verslag vrijstellingsbesluit 2010).
Dat sommige vrijstellingen een oppervlaktebeperking hebben verbaast natuurlijk niet. De Vlaamse Regering moest bij de vaststelling van het vrijstellingsbesluit letten op (artikel 4.2.3 VCRO):
- het tijdelijk of occasioneel karakter van de handelingen of
- de ruimtelijke impact van de handelingen door hun omvang, aard of ligging
Een uitgebreide toelichting over deze vrijstelling vindt u hier in de databank van Schulinck Omgevingsrecht.
Hobbystal in agrarisch gebied
De oprichting van een hobbystal in agrarisch gebied bij een residentiële of bedrijfswoning kan de vergunningverlenende overheid vergunnen in afwijking van de geldende stedenbouwkundige voorschriften (artikel 4.4.8/2 §1 lid 1 VCRO). Omdat het niet gaat over een stal in functie van beroepslandbouw zal dit soort stallen ook een zonevreemd karakter hebben. Dergelijke hobbystal moet beantwoorden aan verschillende voorwaarden. Onder andere mogen er geen bestaande stallingsmogelijkheden aanwezig zijn.
Daarbij gelden volgende voorwaarden (artikel 4.4.8/2 VCRO):
-
de stal wordt volledig opgericht binnen een straal van 50 meter van een hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte residentiële woning of bedrijfswoning
-
de stal heeft een maximale kroonlijsthoogte van 3,5 meterde stal heeft een maximale vloeroppervlakte van 120 m2 per hectare graasland, met een absoluut maximum van 200 m2.
De Raad interpreteert deze voorwaarde heel ruim. Om te spreken van een bestaande stallingsmogelijkheid moet het niet gaan over een kant-en-klare stal. Er mogen namelijk geen mogelijkheden tot stalling bestaan. Ook constructies die de aanvrager kan aanpassen, ombouwen of uitbreiden tot hobbystal tellen mee (RvVb 26 oktober 2023, nr. A-2324-0135). In dit arrest ging het over een schuilhok.
Het tuinhuis of de carport vormen meestal dit soort constructies (bijvoorbeeld RvVb 27 mei 2014, nr. A-0014-0397, RvVb 18 februari 2016, nr. A-1516-0647 en RvVb 6 augustus 2019, nr. A-1819-1276). Daardoor tellen ze mijns inziens in het licht van deze rechtspraak mee als bestaande stallingsmogelijkheden.
Een uitgebreide toelichting over deze afwijkingsmogelijkheid vindt u hier in de databank van Schulinck Omgevingsrecht.
Eerst het bijgebouw?
De eigenaar kan kiezen om een niet voor verblijf bestemd vrijstaand bijgebouw vrijgesteld te plaatsen. Daarbij geldt dus een maximale oppervlakte van 40 m2 (artikel 2.1, 11° Vrijstellingsbesluit). Als de eigenaar later een aanvraag indient voor het plaatsen van een hobbystal zal hij of zij rekening moeten houden met het bijgebouw als bestaande stallingsmogelijkheid. Ze kan er dan voor kiezen om het bijgebouw aan te passen, om te bouwen of uit te breiden naar een hobbystal (Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1149/3, 22). Wanneer ze de oppervlakte van het bijgebouw uitbreidt, heeft dit dus een toename van het (zonevreemd) ruimtebeslag tot gevolg.
Of eerst de hobbystal?
De eigenaar kan ook eerst een aanvraag indienen voor het plaatsen van een hobbystal. Dan geldt de voorwaarde dat de stal een maximale vloeroppervlakte van 120 m2 per hectare graasland heeft, met een absoluut maximum van 200 m2. Wil ze daarna gebruikmaken van de vrijstelling voor een bijgebouw, zal dit waarschijnlijk niet meer gaan. De oppervlaktegrens van 40 m2 zal de hobbystal waarschijnlijk al overschrijden.
Zonevreemdheid
Opvallend: bovenstaande handelingen vinden in beide gevallen zonevreemd plaats. Voor de vrijstelling vormt deze zonevreemdheid niet meteen een probleem. Vrijgestelde handelingen beschouwt men niet als strijdig met stedenbouwkundige voorschriften van een gewestplan (artikel 4.4.1 §3 lid 2 VCRO en artikel 1.4 Vrijstellingsbesluit). Dit betekent niet dat deze vrijgestelde handelingen ook “aanhorigheden” bij een bedrijfswoning in agrarisch gebied vormen.
Dit soort handelingen kan de vergunningverlenende overheid dus niet zomaar vergunnen als aanhorigheid wanneer dit de maximale oppervlaktes en volumes overschrijdt. Wilt men meer realiseren dan het Vrijstellingsbesluit toelaat, moet men in principe een vergunning aanvragen verenigbaar met de bestemming. Anders kan men nog een vergunning aanvragen die op geldige wijze van de bestemming afwijkt (RvVb 19 februari 2019, nr. A-1819-0622).
De maximale oppervlakten bij de vrijstelling van het bijgebouw en bij de afwijkingsmogelijkheid van de hobbystal leggen de verruiming aan mogelijkheden gedeeltelijk aan banden. Ze beschermen (zij het eerder onrechtstreeks) de plaatselijke ruimtelijke ordening tegen een toename aan zonevreemde constructies. De omvorming van een vrijgesteld bijgebouw naar een hobbystal door uitbreiding van het bijgebouw zorgt wel voor een toename. Echter, de oppervlaktebeperking bij hobbystallen begrenst dit opnieuw. Dat er uiteindelijk grenzen gelden bij het combineren van zonevreemde constructies, lijkt daarbij redelijk.