Over de kritiek op het verloop van het openbaar onderzoek valt in dat licht wel wat te zeggen. Men kan namelijk moeilijk beweren dat men belang heeft bij een fout uit het openbaar onderzoek, als men kennelijk toch bezwaar en zelfs administratief beroep heeft kunnen indienen tegen de vergunningsaanvraag in kwestie.
Toch lijkt de Raad, vanuit het Verdrag van Aarhus, zulke vorderingen of kritieken toch toe te kunnen laten.
Het belang van het openbaar onderzoek
Sinds het Omgevingsvergunningsdecreet kennen we de gewone vergunningsprocedure en de vereenvoudigde vergunningsprocedure (artikel 17 §1 OVD). Het belangrijkste verschil tussen beide is zonder twijfel het openbaar onderzoek.
De gewone vergunningsprocedure omvat namelijk, verplicht, de organisatie van een openbaar onderzoek (artikel 23 OVD). De vereenvoudigde procedure daarentegen niet.
Voor bepaalde projecten, bijvoorbeeld minder omvangrijke projecten met weinig impact op de naaste omgeving zou de meerwaarde van een openbaar onderzoek namelijk beperkt zijn. Voor die projecten zou een eenvoudigere dossiersamenstelling en een minder omvangrijke toetsing van de toelaatbaarheid dan ook (moeten) volstaan (Parl.St. Vl. Parl. 201 – 2014, stuk 2334/1 16 en 34).
Het openbaar onderzoek vormt dan ook een wezenlijk element in de gewone vergunningsprocedure. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon kan namelijk gedurende het openbaar onderzoek zijn/haar standpunten, opmerkingen en bezwaren indienen over de vergunningsaanvraag (artikel 23 lid 2 OVD). Hoe tot slot is omgegaan met die standpunten, opmerkingen en bezwaren moet ook in de uiteindelijke vergunningsbeslissing besproken worden (artikel 48 §1, 6° OVB).
Het belang bij het middel
Wanneer echter zou blijken dat het openbaar onderzoek tijdens de vergunningsprocedure niet correct zou zijn verlopen, rijzen enkele problemen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een gebrekkige aanplakking van de affiche tot aankondiging van het openbaar onderzoek (artikel 18 OVB).
Een belanghebbende die zich finaal tot de RvVb zal wenden, maar wel een bezwaarschrift heeft ingediend gedurende het openbaar onderzoek, zou immers op de belangvereiste bij het middel stuiten (artikel 35 lid 3 DBRC-decreet). De partij in kwestie zou immers niet door de onwettigheid zijn benadeeld, aangezien hij/zij vooralsnog van het openbaar onderzoek op de hoogte was.
Deze hypothese was ook voor de decreetgever het voorbeeld bij uitstek op basis waarvan een verzoekende partij geen belang zou hebben bij een middel.
Recent werd namelijk de ontvankelijkheid van het middel nog hervormd. De decreetgever, die zich daarin liet inspireren door eerdere rechtspraak, achtte het wenselijk om ook de belangvereiste nader te verfijnen.
In deze optiek werd dan ook vooropgesteld dat bijvoorbeeld een verzoeker geen belang (meer) bij een middel zou hebben dat betrekking heeft op de organisatie van het openbaar onderzoek wanneer blijkt dat hij in het kader van dat openbaar onderzoek een bezwaarschrift heeft ingediend (Parl.St. Vl. P. 2020 – 21, nr. 699/1, 26).
Het belang bij het middel over het openbaar onderzoek
Recent lijkt de RvVb echter toch het geweer van schouder te hebben gewisseld.
In een arrest van 2 juni 2022 (RvVb 2 juni 2022, nr. A-2122-0805) oordeelde de Raad namelijk dat het Verdrag van Aarhus er zich tegen zou verzetten dat een verzoekende partij haar belang zou worden ontzegd bij een middel over het gebrekkig openbaar onderzoek wanneer diezelfde partij wel administratief beroep heeft ingediend.
Het Verdrag waarborgt namelijk dat leden van het betrokken publiek een schending van hun inspraakmogelijkheden in een rechterlijke beroepsprocedure kunnen bestrijden.
Het arrest heeft voornamelijk betrekking op de belangvereiste voor een vernietigingsberoep bij de Raad. Toch herbevestigt het (ook) het belang van het openbare onderzoek in de gewone vergunningsprocedure.
De gemeente houdt hier, als vergunningverlenende overheid in eerste administratieve aanleg, idealiter een oogje in het zeil. Zo kan zij bijvoorbeeld, mits toepassing van de administratieve lus, alvast een potentiële onwettigheid remediëren die in het andere geval enkele jaren later tot vernietiging zou kunnen leiden (artikel 13 OVD).
Wilt u direct antwoord op uw vragen?
Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.
Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!