Gemeenten kunnen woonreservegebied in principe alleen via een vrijgavebesluit of via een RUP ontwikkelen naar andere bestemmingen (artikel 5.6.10 VCRO). In een parlementaire vraag van 23 januari 2025 gaf de Vlaamse minister van Omgeving extra uitleg over het ontwikkelen van woonreservegebieden.

Woonreservegebied naar woongebied

De vraag ging onder meer over de herbestemming van bepaalde woonreservegebieden tot woongebied. Dit lijkt tegenstrijdig met de decretale bescherming tegen de aansnijding van de open ruimte.

De minister legt uit dat het daarbij kan gaan om:

  • reeds bebouwde delen van woonreservegebieden
  • randafwerkingen van een RUP met een grotendeels andere bestemming dan wonen
  • het daadwerkelijk bestemmen naar wonen

Gemeenten maken RUP’s steeds op ter uitvoering van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan of een gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan.

Veel woonreservegebieden hebben een slechte ligging. Deze kunnen ook meestal beter open ruimte als herbestemming krijgen. Dat betekent niet dat onder bepaalde omstandigheden goed gelegen woonreservegebieden toch nog woongebied als herbestemming krijgen.

Woonreservegebied en planologische compensatie

De parlementaire vraag peilt ook naar de eventueel toekomstig te verwachten planningsprocessen. De minister stelt dat dit zal afhangen van opties van de gemeente om in haar (nog op te maken) ruimtelijk beleidsplan en de acties die de gemeente daaraan koppelt.

De Vlaamse overheid wilt gemeentebesturen stimuleren en sensibiliseren om slecht gelegen harde bestemmingen (o.a. woonreservegebieden) te neutraliseren. Dit ten voordele van de open ruimte. Dit gebeurt tijdens de adviesverlening bij de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan. Bovendien krijgt dit financiële ondersteuning.

Sinds 20 juli 2024 (de inwerkingtreding van het Verzameldecreet) moet bij nieuwe harde bestemmingen in RUP’s een planologische compensatie gebeuren (artikel 2.2.6/1 VCRO). Dit door herbestemming van een harde bestemming naar een open ruimte bestemming. Herbestemmingen van slecht gelegen woonreservegebieden naar open ruimte vormt volgens de minister een mogelijke invulling van deze compensatie.