Op 10 juli 2024 beantwoordde het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag rond planologische neutraliteit. Men stelde zich de vraag of een decretale tijdsbeperking geen verschil in behandeling veroorzaakt.
Planologische neutraliteit houdt in dat je niet rekening houdt met een waardevermeerdering of waardevermindering door (artikel 62 lid 1 Onteigeningsdecreet):
- het doel van de onteigening zelf of
- de uitvoering van werken waarvoor men onteigening toestaat
bij de bepaling van de onteigeningsvergoeding.
Daarbij gelden 2 voorwaarden:
- de onteigening gebeurt voor de verwezenlijking van een RUP, BPA, voorkeursbesluit of projectbesluit (artikel 63 § 1 lid 1 Onteigeningsdecreet)
- de nieuwe ruimtelijke bestemming werd niet meer dan 5 jaar geleden definitief vastgesteld (artikel 63 § 2 Onteigeningsdecreet)
Men stelde een prejudiciële vraag over die tijdsbeperking van 5 jaar. Voor de inwerkingtreding van het Onteigeningsdecreet bestond deze tijdsbeperking niet. Dit zou een verschil in behandeling kunnen betekenen tussen onteigeningsprocedures gestart voor de inwerkingtreding en erna.
De planneutraliteit had inderdaad vroeger geen tijdsbeperking. Toch wisten de overheden ook eerder al dat ze niet te lang mochten wachten. Ook voor de wijziging moesten ze op tijd overgaan tot de effectieve uitvoering van een RUP via onteigening.
Artikel 2.4.4 §2 VCRO bepaalde namelijk al dat de definitieve vaststelling van een onteigeningsplan voor de uitvoering van een RUP ten laatste 5 jaar na de inwerkingtreding van dat RUP moest gebeuren. Dit ook als bescherming van het eigendomsrecht. Er bestaat dus geen schending van het gelijkheidsbeginsel.