Het verval van een verkavelingsvergunning vaststellen is geen gemakkelijke taak. Deze bijdrage bespreekt de 3 meest voorkomende hindernissen waar de omgevingsambtenaar op botst bij het uitvoeren van deze lastige klus.
Onderscheid in vervaltermijnen
Er gelden verschillende vervaltermijnen die elk het verval van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden kan doen ingaan. Daarnaast maken de huidige regels ook nog eens een onderscheid tussen zogezegde ‘kleine verkavelingen’ en ‘grote verkavelingen’. Dat zijn verkavelingen die geen of net wel wegeniswerken omvatten. De vervaltermijnen zijn dus anders als de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden nieuwe wegen voorziet of bestaande gemeentewegen wijzigt, verbreedt of opheft.
De ‘kleine verkaveling’ vervalt (artikel 102 § 1 lid 1 OVD):
- 5 jaar na de afgifte van de definitieve omgevingsvergunning, tenzij de verkavelaar minstens 1/3de van de kavels heeft vervreemd
- 10 jaar na de afgifte van de definitieve omgevingsvergunning, tenzij de verkavelaar minstens 2/3de van de kavels heeft vervreemd
De grote verkaveling vervalt (artikel 102 § 2 lid 1 OVD):
- 5 jaar na de afgifte van de definitieve omgevingsvergunning, tenzij de verkavelaar de onmiddellijk uit te voeren lasten heeft opgeleverd of de nodige waarborgen voor de uitvoering daarvan heeft verschaft
- 10 jaar na de afgifte van de definitieve omgevingsvergunning, tenzij de verkavelaar minstens 1/3e van de kavels heeft vervreemd
- 15 jaar na de afgifte van de definitieve omgevingsvergunning, tenzij de verkavelaar minstens 2/3e van de kavels heeft vervreemd
Complexiteit doorheen de tijd
Bovendien zijn de vervalregels niet steeds hetzelfde gebleven. Doorheen de tijd werden regels toegevoegd of soms zelfs retroactief gewijzigd. Om uit te maken of een verkavelingsvergunning is vervallen moet je dus niet enkel de huidige regels beheersen. Je moet ook kunnen nagaan of de vergunning vervallen is volgens de regels die destijds golden.
We onderscheiden volgende tijdsperiodes voor het verval van verkavelingen:
- huidige vervalregels: vanaf 1 mei 2000 tot nu
- verkavelingen vanaf 15 februari 1971 tot 1 mei 2000 (de eerste datum verwijst naar de inwerkingtreding van de Wijzigingswet van 22 december 1970)
- verkavelingen vanaf 22 april 1962 tot 15 februari 1971
- verkavelingsakkoorden vóór 22 april 1962
De overgangsregels voor deze tijdsperiodes vind je terug in de artikelen 7.5.3 t.e.m. 7.5.6 VCRO.
Bijzondere regels
Het verhaal eindigt echter niet bij complexe regels en verschillende tijdsperiodes. Zo moet je ook nog rekening houden met enkele bijzondere regels.
Zo zal, zelfs wanneer een verkavelingsvergunning vervallen is, dat verval niet altijd tegenstelbaar zijn (zie relativiteit van verval, ofwel vertrouwensregel).
De overheid kan zich namelijk niet beroepen op het verval voor personen, die aantonen dat de overheid 1 van de volgende zaken heeft gedaan (artikel 102 §5 OVD):
- wijzigingen toegestaan aan de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. Dat kan gaan om een of meerdere kavels binnen de verkaveling
- met toepassing van de verkavelingsvoorschriften nog stedenbouwkundige vergunningen, bouwvergunningen of stedenbouwkundige attesten verleend. Deze vergunningen of attesten mogen niet onwettig zijn volgens een hogere overheid of rechter.
Deze regel geldt ook voor eerdere tijdsperiodes (artikel 7.5.5 VCRO). Maar zo eenvoudig is het niet voor andere bijzondere regels. Denk maar aan de voorwaardelijk vervalstuitende geheelverkoop of de gelijkstellingsregels omtrent schenking en nalatenschap.
Wist u dat?
Je vindt een volledige bespreking van alle vervalregels in de Schulinck databank. Ook geeft een Schulinck abonnement je ook onbeperkt toegang tot onze juridische helpdesk. Wanneer je toch met vragen over de vervalregels blijft zitten, helpen onze juristen je met plezier verder!
Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!